
Ik zal het maar toegeven. Ik vertrok naar China met een klein hartje, grote verwachtingen en enkele vooroordelen. Je creëert onbewust op voorhand een beeld: over hoe zal zijn, daar in het verre China: druk, vuil, stresserend? Bij aankomst stelde mijn vermoeide blik vast dat Shanghai een ‘stille’ stad is. Geen chaotisch verkeer, geen ‘sardientjes-in-een-blikje’-gevoel. Wel een supergeorganiseerde, streng gecontroleerde verkeersstroom, waar toeteren verboden is en zwaar vervuilende oude brommertjes uit het straatbeeld gebannen zijn, waar camera’s het verkeers- en persoonlijk gedrag vastleggen voor de Chinese eeuwigheid. Niet alleen beeld, maar ook klank. ‘Camera’s, gezichtscontroles: waarom niet? Als je niets verkeerd doet, is het toch niet erg om continu gevolgd te worden?’ herhaalt onze gids keer op keer.
En dan was het tijd voor de Yantze. Eindelijk dobberen op het water, heerlijk leek dat! Ons schip gaf ons al meteen een ‘thuisgevoel’: superattent personeel, luxueuze kajuiten en heerlijk eten. De eerste dagen was er van romantisch dobberen op de Yantze niet echt sprake. Met enige weemoed dacht ik terug aan good old Mekong in Cambodja en Vietnam, de Irrawaddy in Myanmar,… waar je gezapig langs de oevers vaart, geniet van de ondergaande zon, de eindeloze natuur en het dagelijks leven. Langs de Yantze in het begin niets van dat alles… industrie en immense steden, stuk voor stuk inruilbaar en anoniem. Estetisch gezien niet meteen een hoogvlieger, sociologisch gezien bijzonder interessant. Gelukkig brachten de excursies soelaas. Stroomopwaarts varen heeft ook zo zijn voordelen. Je laat de lelijkheid en tristesse achter je en je vaart de natuur tegemoet. Het traject in de driekloven is een ervaring om nooit meer te vergeten. Groot, groter, grootst en daarna nog groot-ster.
De grootste superlatieven moesten nog komen: Xian, een verrassende stad met een indrukwekkend (terracotta)-leger en natuurlijk Peking: de robot in het hotel die je blindelings naar je kamer begeleidt, de Grote Muur (lijf en leden moesten er aan geloven), de Verboden Stad (immens groot), de grote leider op het Plein van de Hemelse Vrede (waar veel Chinezen vol bewondering naar staren). Hemelse Vrede, what’s in a name?
De Chinezen lijken zich niet echt druk te maken over de totalitaire staat, waar alles tot in de puntjes geregeld is. Ze lijken te genieten van de kleine dingen in het leven: ’s morgens in groep tai chi, kaartspelen, ’s avonds samen eten en dansen op straat… En telkens weer doet hun glimlach je hart smelten. Kortom, een land dat hoe dan ook je ziel beroert. En je aanzet om heel veel na te denken: is de immense reus op niet zo’n lemen voeten ons niet zonder veel poeha aan het voorbijsteken?
